maandag 31 oktober 2016

Een antwoord op het artikel of we huiswerkbegeleiding voor iedereen moeten afschafffen


Op 28 oktober wordt op Komenskypost.nl (http://komenskypost.nl/?p=1408)
het artikel geschreven met de vraag of huiswerkbegeleiding voor elk kind afgeschaft moet worden of dat huiswerk in zijn geheel afgeschaft moet worden. Dit naar aanleiding van het voorstel van GroenLinks om huiswerkbegeleiding voor iedereen toegankelijk te maken.

Gerard Wegman, de auteur van het artikel, stelt dat het voorstel van GroenLinks onzin is en dat ze zich beter kunnen richten op goed onderwijs voor elk kind door onderwijsgevenden beter hun werk te laten doen. Het begint allemaal met goed onderwijs en dat zijn kleinere klassen en meer investering in differentiatievaardigheden van de leraren, volgens Wegman. De stelling wordt ondersteund met overtuigende bewijslasten van Bernard Gretsch en Brandy Young, waarbij Gretsch een causale relatie stelt tussen de huiswerkondersteunende vaardigheden van de ouders en het inhalen van de achterstand met de best presterende leerlingen van de school.
Maar is het voorstel van GroenLinks onzin?
Waar ik naartoe wil gaan is bekijken waarom we huiswerk hebben om dan te betogen dat de visie van GroenLinks niet verkeerd is. Ik wil betogen dat wanneer je bijles (huiswerkbegeleiding) voor iedereen toegankelijk maakt, dat je dan goed onderwijs stimuleert en tegelijk de leraren hun hoofdtaak zo optimaal mogelijk laat uitvoeren.

Waarom hebben we huiswerk? Is het om de kloof tussen VMBO en HAVO/VWO te vergroten? Ik geloof van niet. Goed onderwijs begint, naar mijn mening, met elk kind laten presteren op zijn niveau van kunnen: niet overpresteren, maar ook niet onderpresteren, omdat beide tot stress en frustratie leiden. Dit vraagt van  het onderwijs de voorwaarde dat elk kind op zijn of haar eigen tempo leert. Het leren begint in de klas met de leraar die de kinderen instructie geeft uit een lesmethode. Na de instructie van de leraar kunnen de kinderen de vaardigheid inoefenen in hun werkboek. De methode gaat ervan uit dat de instructie van de leraar en de oefeningen uit het werkboek volkdoende moeten zijn om de vaardigheid te beheersen. Dit veronderstelt dat de instructie voor elk kind optimaal is en dat het werkboek voldoende oefening biedt om de vaardigheid te internaliseren. Maar wat rest de kinderen die zogezegd “langzamer” leren: die moeite hebben met verbanden leggen, omdat ze gebrekkige of slecht geordende voorkennis hebben, een verkeerd aangeleerd denkproces hebben, of omdat ze gewoon meer repetitie nodig hebben? Zouden deze kinderen niet gebaat zijn met extra oefening, zodat ze in eigen tempo kunnen werken aan hun problemen en als gevolg daarvan niet de aansluiting met de gemiddelde groep verliezen? We spreken dan niet van huiswerk, maar van schoolwerk: werk dat in een later stadium al dan niet onder begeleiding extra geoefend wordt of waar verkeerd aangeleerde denkprocessen geremedieerd worden. Dit wordt ook wel convergente differentiatie genoemd
Voor de leerkracht vraagt dit veel vaardigheden. Het betekent dat er een proces ingang gezet moet worden om vaardigheden bij zwakke leerlingen in te oefenen. Of zelfs nog een stap verder, verkeerd aangeleerde denkstappen rechtzetten. Dit vraagt veel tijd en goed klassenmanagement en de vraag is of hier wel voldoende ruimte voor is in de klas.
Nu stelt het artikel aan het einde dat de rol van de ouders bij het huiswerk geminimaliseerd moet worden, omdat ze frustratie en verkeerd denken in de hand kunnen spelen. Maar ik denk dat juist hier de sleutel ligt. Wanneer je ouders instrueert in het leerproces van hun kind, dan kunnen zij het langzame proces van inoefenen van de (deel)vaardigheden op zich nemen. Zij worden degene die de bijles of huiswerkbegeleiding gaan geven. Het gevolg is dat de leraar in de klas alleen de voortgang van de leerlingen hoeft te bewaken en waar nodig bijstuurt. Dit betekent dat de leraar gemakkelijker kan differentiëren in de klas en meer kinderen tegelijk kan helpen.
Het proces valt en staat met de training van en samenwerking met de ouders. Natuurlijk roept dit veel vragen op, zoals: kunnen ouders wel leraar zijn of kost het instrueren van ouders niet veel tijd en dus geld? Maar er zijn in onderwijsland ontwikkelingen aan de gang die ouders op deze wijze kunnen trainen en actief partner kunnen maken in het leerproces van het kind. Hierbij wordt de ouder de bijlesleraar. Er ontstaat een stimulerende driehoek van leraar-ouder-kind. Het menselijk kapitaal binnen de school wordt als gevolg hiervan geoptimaliseerd: er ontstaat goed onderwijs voor elk kind.
Waar ik mee wil afsluiten is dat, naar mijn mening, het voorstel van GroenLinks helemaal zo gek nog niet is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten